Goed of slecht rapport?

 

Wat is jouw openingszin wanneer je kind met zijn rapport naar huis komt? En wat zegt Willy Lens, professor in de motivatiepsychologie daarover?

 

 

“Mooi rapport, proficiat. Ik had dat wel verwacht”
Willy Lens: “Sommige kinderen hebben altijd een goed rapport. Hun ouders zeggen dan: ‘Ik had niks anders verwacht van jou.’ Maar een goed rapport komt niet vanzelf. Vergeet zijn inzet niet: ‘Tof, goed gedaan, daar heb jij voor gezorgd, dat is jouw (knap) werk.’”
 

“Goed gewerkt. Hier is 50 euro. Koop er iets mee!”
Willy Lens: “Geld geven voor een goed rapport kan geen kwaad, maar houdt wel risico’s in. Als je daar te jong mee begint, gaan kinderen studeren om geld te krijgen. Geen geld, geen inspanningen. Beter is een leuk cadeautje kopen dat aansluit bij waar ze mee bezig zijn op school of in hun vrije tijd: een kilometerteller voor op de fiets, een verlichte wereldbol, een boek over Egypte… Een waarderende knuffel of een verrassend etentje of uitstapje zijn even mooie beloningen.”
 
 
“Jongen toch. Dit had ik zien aankomen. Hoe is dat toch mogelijk!”
Willy Lens: “Of je kind nu met een goed of slecht rapport naar huis komt: begin altijd met wat goed is. Ga dan naar wat minder is en vraag uitleg. Laat je kind zijn rapport uitleggen. En stel je eigen mening zo lang mogelijk uit.”
 
 
“Als straf ga je elke dag twee uur wiskunde leren”
Willy Lens: “Dreigementen en straffen helpen niet bij een slecht rapport. Met zo’n uitspraak maak je van leren een straf. Bekijk samen wat verkeerd gelopen is en hoe dat komt. Overleg daarvoor ook met de leraar. En laat je kind zelf voorstellen doen om het probleem op te lossen (“Als ik nu eens elke week van de vakantie een half dagje oefeningen maak”). Zo maak je kinderen verantwoordelijk voor hun eigen gedrag. Ze naar hun kamer jagen en zeggen ‘ga maar wat Frans leren’ werkt niet. Dan gaan ze naar boven en luisteren ze er naar muziek.”
 
 
“Als je je best deed had ik je een fietscomputer beloofd”
Willy Lens: “Dat is een gevaarlijke uitspraak. Stel dat je kind een zes haalt en dat je dat geen goed cijfer vindt. Maar toch heeft je kind zijn best gedaan. Geef je het fietscomputertje of niet? Als je wat belooft, beloon dan de inzet.”
 
 
“Ja, dat is een ander rapport dan dat van je zus”
Willy Lens: “Stel jezelf eerst de vraag wat een slecht (of goed) rapport is voor je kind. Ook al vind jij het rapport van je kind niet goed, misschien is het voor hem toch niet zo slecht. Vergelijk het resultaat van je kind niet met dat van anderen (klasgenoten, grote zus) maar in de eerste plaats met zijn mogelijkheden (wat hij kan), zijn vorige resultaten (zit er groei in?) en zijn inspanningen (hoe hard heeft je kind gewerkt?).”

 

(bron: www.klasse.be)